Doomkerke - 't haantje
Doomkerke, een officieële parochie van de gemeente Ruiselede 't haantje

Zo is Doomkerke - Deel 3: Pastoor Doom bouwt een kerk op 't Haantje

Getroffen door de bereidwilligheid en den geest van geloof van die landsche menschen, besloot Pastoor Doom, de man met het vurig missionarishart, voor hen een groote en schoone kerk te bouwen.
En, zooals altijd, deed hij zelf hiervoor het meeste werk, hij beliep alles, zamelde 't noodige geld in, hielp de plannen opmaken en de werken besturen : en dikwijls zag men hem met 'n lading steenen op de schouders de steigers opklimmen en daarna, zoals de andere werk-lieden, zijn meegebracht schamel eetmaal nutten, gezeten ergens aan een boschkant.

Verschuere A., O.F.M. 1946.

PASTOOR DOOM EN DOOMKERKE

In oktober 1842 werd Carolus Doom door Monseigneur BOUSSEN benoemd tot pastoor van Ruiselede; dit in opvolging van pastoor VAN DE VENNE Justus, die monnik werd in het klooster van Affligem te Dendermonde.
Pastoor Doom werd geboren te Hooglede op 22 april 1797. Naar men vertelt behoorde hij tot een rijke boerenfamilie. Over zijn verblijf en zijn werk te Ruiselede hebben we reeds gesproken in het hoofdstuk over de school.

Uit opzoekingen gedaan door pastoor DESMET is gebleken dat pastoor Doom oor-spronkelijk plannen koesterde om verbouwingen te laten uitvoeren aan de kerk en de toren van Ruiselede. Plotseling verzaakt hij aan dit idee. De ware reden hiertoe is niet bekend. De bisschop van Brugge Mgr. MALOU, een uitstekend kunstkenner, meende dat DOOM beter de bouw van een nieuwe constructie kon overwegen.

Reeds in 1786 was er sprake van het oprichten van een nieuwe parochie naast en buiten Ruiselede, meer bepaald nabij de Wytstraat (nu Bruggesteenweg), rechts voor de Vorte bossen. De kaart met inplanting van de kerk wordt bewaard in het Algemeen Rijksarchief te Brussel onder nummer 98. Ze werd getekend door landmeter G.D. MUELENAERE. Het is ons niet bekend van wie genoemd project kwam, noch minder door wie het gesteund of tegengewerkt werd. Vergeten we niet dat we toen onder Oostenrijks bewind leefden en op de vooravond van de Franse revolutie, welke begon in 1789.

Het bestaan van dit plan zal pastoor DOOM zeker bekend geweest zijn, en hij de bouwer, de man met de baksteen in de maag, laat in Ruiselede alle projecten vallen en spitst alle aandacht op de wijk Het Haantje.
School en klooster waren een succes geworden en getroffen door de godsvrucht van de bevolking besluit hij voor hen een kerk te bouwen.

Doom is een gewiekst zakenman en weet de materiële en financiële steun vast te krijgen om zijn idee te realiseren. Vooral vanwege de rijke grondbezitters kan hij veel verwachten. We mogen niet uit het oog verliezen dat in 1849 het Rijksopvoedingsgesticht met bijhorend landbouwbedrijf gesticht was. Dit ultramoderne complex genoot een nationale faam en men hoopte hier voor de toekomst een modelboerderij in stand te houden.

In het idee van pastoor Doom zagen de grondeigenaars een enige gelegenheid om hun schrale grond tot bouwgrond te maken en aldus hun investeringen ruimschoots vergoed te zien.

De familie GILLIODTS en de ROO waren grootgrondbezitters en afkomstig van Brugge. Tot beide families behoorden vooraanstaande magistraten en hun macht en invloed viel niet te betwijfelen.
Het enige bestaande gebouw, van aan het Veldkapelleke tot op het einde van de huidige dorpsplaats was de hoeve van wijlen Jan-Baptist VAN ACKER, nu bewoond door DE PESTEL A.

Een eerste en belangrijke gift kwam van de familie GILLIODTS. Deze schonk niet alleen de grond voor kerk, pastorij en school, doch ook de stenen voor de gebouwen. Doomkerke bezat op de eigendom van genoemde familie zijn eigen steenoven (buitenoven). Deze was gelegen achter de kerk, vandaar nog altijd die lage, eerder vochtige weide. Vele huizen in de streek werden opgetrokken in Doomkerkse steen. Het woonhuis van August MAUWS werd in 1903 gebouwd met de laatste stenen van die oven. Hij fungeerde dus alleszins vanaf 1864 tot de zomer 1902.

Als bouwheer werd E.H. Jan-August CLARYSSE aangesproken. Het architectonisch aspect en het interieur van de kerk worden in een ander hoofdstuk besproken. In 1863 werden de plannen goedgekeurd en reeds in 1866 was de ruwbouw af. We vernemen dat hij in september 1864 zelf het toezicht uitoefent over 50 tot 60 werklieden. De afwerking volgde geleidelijk en op 4 november 1865 kon pastoor DOOM in zijn eigen kerk de eerste mis opdragen.
Nadien kwam regelmatig op zon- en feestdagen een priester van het seminarie te Brugge de mis celebreren.

In februari 1868, op 71-jarige leeftijd, geeft DOOM zijn ontslag als pastoor te Ruiselede, en komt naar Doomkerke wonen. Vanaf dit moment is het duidelijk welke naam de nieuwe parochie zal krijgen...


Voorgevel van de kerk.
Reliëf en roosvenster boven de hoofdingang

Rond de kerk die in het begin alleen stond, kwam vrij spoedig een nieuwe woonkern. Dat Doom een moeial was blijkt uit het feit dat de huizen tegenover zijn kerk een verdieping moesten bezitten, dit om in het dorpsgeheel een waardig equivalent te vormen met zijn levenswerk.
Uit „Le Moniteur Beige" van vrijdag 1 mei 1868 citeren we het officieel besluit van zijn opruststelling :
Naam, voornaam en hoedanigheid van de gepensioneerde : DOOM Charles, oud pastoor eerste klas te Ruiselede.
Geboorteplaats : Hooglede; datum van geboorte 22 april 1797; Datum van ontslag : 1 januari 1868; Reden van het ontslag : gevorderde leeftijd; Diensten : kapelaan en pastoor van 28 oktober 1824 tot einde januari 1868; Erkende dienstjaren : 43 jaar, 3 maand, 3 dagen; Gemiddelde wedde gedurende de 5 laatste jaren : 2.047,5 F; Bedrag van het pensioen 2.047 F; Woonplaats van de gepensioneerde : Tielt; Datum van inwerkingtreden 1 februari 1868.
Getekend : De Minister van Justitie : Jules BARA.

In 1876 werd de eerste pastoor aangesteld te Doomkerke, de Heer BAYART.
Ondertussen waren er in verband met het bestaan en het zijn van de nieuwe kerk en de bediening ervan een paar ernstige conflicten gerezen.
In het register der besluiten van het bureel der kerkfabriek van O.L.V. te Ruiselede, ons welwillend door de Heer DELEYE, pastoor, ter hand gesteld, zien we dat de laatste zitting waaraan DOOM Carolus deelnam, dateert van 7 april 1867. In het verslag van deze zitting vinden we een merkwaardig detail. Pastoor Doom heeft nog geen schenker gevonden voor een kruisweg in zijn kerk en moet het voorlopig zonder stellen. Hij verzoekt de raad de oude kruisweg van Ruiselede, zij het dan ook voorlopig, te mogen plaatsen in de kerk van Doomkerke.

„... Eindelijk de heer pastoor vraagt om den ouden kruisweg die alhier in de kerk door eenen nieuwen is vervangen te mogen overbrengen in de nieuwe kerk genaamd Doomkerke, na overweging vindt de raad goed de vraag van den heer pastoor toetestaan."

Bedoelde kruisweg is verloren gegaan. Ruiselede noch Doomkerke weten waar hij naar toe is.

MOEILIJKHEDEN IN VERBAND MET DE ERKENNING VAN DOOMKERKE

In zijn boek „Historiek van de kerk van Ruiselede" gewaagt pastoor DESMET over twee conflicten welke gerezen zijn in verband met het ontstaan van Doomkerke. Het eerste bestaat in het al dan niet erkennen van de nieuwe parochie als kapel of als hulpkerk (succursale). Een tweede conflict rijst in verband met de afbakening van de parochiegrenzen.

Het is belangrijk deze standpunten te verduidelijken.
Zowel het gemeentebestuur als de kerkraad van Ruiselede stonden achterdochtig tegenover de plannen van pastoor DOOM.
De gemeente vreesde misschien een volledige afscheuring en de moederkerk van Ruiselede had graag de kerk van Doomkerke bediend gezien door voorlopig een derde onderpastoor, om later, na de dood van pastoor DOOM een vierde onderpastoor te krijgen.
Op 28 mei 1871 kende de kerkraad van Ruiselede zijn eerste buitengewone zitting, waarvan we hier de tekst integraal laten volgen :
„De Heer voorzitter VAN OOST, geeft te kennen dat den kerkraad, door zijnen hoogweerdigheid den bisschop is gemachtigd om buitengewoon te vergaderen ten einde te beraaden nopens de inrichting (Het Haantje) tot kapel. Hij vraagt dat den heer secretaris lezing geve van den brief der heeren commissaris van het arrondissement Thielt-Rousselaere, in date elfden maart 1871, 3de divisie, n° 2965, luidende : De raad der kerkfabriek en de gemeenteraad van Ruysselede hebben hunnen gevoelens uittebrengen met meer nopens het vraagtpunt, zal men -op het gehucht het Haantje- eene succursale tot stand brengen; maar wel zal men aldaar met koninklijk besluit de nieuwe gebouwde kerk tot eene kapel inrichten, aan welke bediening zou verknocht zijn de derde onderpastoor van Ruysselede; de Heer DELRUE in hoedanigheid van kapelaan.

De raad na overweging en gehoord te hebben de lezing der bovenvermelde stuks stemt eenparig toe, dat de nieuwgebouwde kerk op het Haantje tot kapel ingericht worde, en aan de moederkerke vastgehecht blijve; welverstaande dat er aldaar noch begraven noch gedoopt wordt. Hij verhoopt dat met het afsterven van den Heer DOOM stichter der kerk, eenen vierden onderpastoor voor Ruysselede genoemd worde, om zoo regelmatig dienst te doen in de moederkerk en de kapel het Haantje."

Het bisdom staat achter Dooms plan en verlangt dat Doomkerke als parochie zou erkend worden. Hetgeen de kerkraad en de gemeente voorstellen is op hoger vlak onaanvaardbaar en zowel het bisdom als de provincie reageren op het voorstel van Ruiselede. Op 28 januari 1872 volgt opnieuw een buitengewone zitting van de kerkraad. „De kerkraad van Ruysselede, bemachtigd door Zijne doorluchtige Hoogweerdigheid den Bisschop van Brugge om op heden 28sten January buitengewoon te vergaderen.

Op verzoek van den Heer Voorzitter, geeft den heere secretaris lezing van een missive van den heer Gouverneur, alsmede van zijne doorluchtige Hoogweerdigheid den Bisschop van Brugge, uit welke blijkt dat de nieuwe kerk opgericht op het gehucht het Haantje, niet als kapel kan aanveerd worden maar wel voor annexe. De kerkraad om dezelfde reden uitgedrukt in zijne beraadslaging van den 28 mei 1871, ten einde om Doomkerke tot kapelle in te richten, stemt thans eenpariglijk toe, dat dezelve als annexe worde ingericht.
De tegenwoordige beraadslaging zal aan de goedkeuring der hoogere overheyd worden voorgedragen."

Uit bovenvermelde tekst blijkt duidelijk dat Ruiselede nu akkoord gaat, doch slechts onder druk toegeeft.

Ondertussen krijgt de zaak nog een andere wending. DOOM is oud geworden en denkt op de nalatenschap van wat hij realiseerde. Bij testament schenkt hij zijn kerk en pastorij samen met de bijhorende grond aan de kerkfabriek van de moederkerk te Ruiselede. Wat ze vroeger niet wilden krijgen ze nu cadeau. Uit volgend verslag blijkt dat Ruiselede niet verder kan dan te aanvaarden.
Buitengewone zitting van den 17 september 1871.

„De kerkraad van Ruysselede, door Zijne hoogweerdigheid den bisschop van Brugge bemachtigd om buitengewoon te vergaderen heeft in zitting van heden aanveerd voor de moederkerk, van den Eerweerden Carolus Doom ex pastor, de gifte bestaande in kerk, kerkmeubels, kapelaniehuis en medegaande erf, alles nauwkeurig beschreven in den akt van gifte opgemaakt door Meester VAN OUTRIVE, notaris te Ruysselede, 2e De kerkraad bemachtigt Mr VANDERHAEGHEN trésorier om met den heer gever in onderhandeling te komen."

In „Le Moniteur Beige" van 20 februari 1872 verschijnt de schenkingsakte. We publiceren ze in de originele versie :

MINISTERE DE LA JUSTICE
Fabrique d'église - Donation
(1 re direction, ter bureau, n° 12778)

LEOPOLD II, Roi des Belges,
A tous et á venir, Salut.

Vu l'expédition de Facto passé devant Ie notaire Van Outrive, de résidence Ruysselede, le 3 octobre 1871, par lequel Ie sleur Charles Doom, prêtre pensionné en la même commune, fait donation á la fabrique de l'église primaire de cette localité : a) d'une parcelle de terrain, située audit lieu, section G, padie du n° 781b, d'une contenance de 24 ares 99 centiares, ainsi que d'une église que y existe récemment bátie par le donateur et portée au cadastre, mème section, n° 781d, avec les meubles qui s'y trouvent, et b) d'une autre parcelle de terrain et de jardin, sis au même lieu, même section n° 781b, d'une contenance de 11 ares 23 centiares, ainsi que les arbres, les plantations et la maison qui y existent, même section, n° 781e, bátie par le disposant; le tout aux conditions suivantes „1° Les propriétés données devront, à perpétuité, être affectées au service du culte catholique romein de la section du Haantje, en ladite commune, et „2° Le donateur se réserve, sa vie durant, l'usufruit de la maison, du jardin et du terrain prérappelés."

Vu l'acceptation de cette libéralité feite, dans le même acte, par le trésorier de la fabrique de l'église de Ruysselede, sous réserve de l'approbation de I'autorité compétente;
Vu les délibérations de Ia fabrique prénommée et les avis du conseil communal de Ruysselede, de M. l'évêque de Bruges et de la députation permanente du conseil provincie! de la Flandre occidentale, du 17 septembre, du 8, du 13, du 27 octobre 1871, du 23 et du 25 janvier 1872;
Vu les articles 910, 937 du Code Civil, 59 du décret du 30 décembre 1809, 76-3° et paragraphes derniers de la loi communale, et 2, n° 3, § 6, de celle du 30 juin 1865; Sur la proposition de Notre Ministre de la Justice, Nous avons arrêté et arrétons:
Article unique. La fabrique de l'église primaire de Ruysselede est autorisée á accepter ia donation dont il s'agit.

Notre Ministre de la justice est chargé de l'exécution du présent arrêtée.

Par Ie Roi:
Le Ministre de la justice,
T. DE LANTSHEERE.

Donné á Bruxelles,
le 9 février 1872
LEOPOLD.

 

Hierbij krijgt de kerkfabriek van de moederkerk te Ruiselede toelating de gift van pastoor DOOM te aanvaarden. In zitting van 3 maart 1872 wordt de schenking aanvaard.

„... Vervolgens de heer pastoor geeft lezing van een Koninklijk besluyt, in date 9den februari 1872, aan ons door het gemeentebestuur van Ruysselede administrativelijk bekendgemaakt bij brief van den 1 maart 1872, uit welken arrêté blijkt dat de kerkfabriek van Ruysselede gemachtigd is om de gift van den Heer Carel Doom van Ruysselede, aan haar gedaan, bij akte verleden voor den Heer Benoit VAN OUTRIVE, notaris te Ruysselede den 3den october 1871 te aanveerden.

De raad bemachtigt de heer Eduard VANDERHAEGHEN, trésorier der kerkfabriek om die aanveerding van gift krachtens aangehaalde Koninklijk besluit, bij akt voor notaris, over de kerkfabriek te aanvaarden, en immers dien aangaande doen verrichten en toekennen wat zal vereischt."
Het ergste moet nog komen.

Doomkerke kan niet als kapel opgericht worden, het wordt een hulpkerk (succursale). Doch de kapitale vraag is : hoeveel inwoners en welke oppervlakte zal Ruiselede moeten afstaan om de nieuwe parochie leefbaar te maken. Het conflict spitst zich toe, de bisschop moet bemiddelen en Ruiselede gerust stellen. Pastoor DESMET, rustend pastoor van Ruiselede, publiceerde in 1968 een brief van Monseigneur FAICT. We meenden dat bedoelde brief niet volledig was en spraken hieromtrent met hem.

Hij was zeer formeel omtrent de integriteit van de brief van 12 oktober 1875. „Ik houd eraan, Mijnheeren, UE alhier plechtig te verklaren :

1° dat de bedoelde inrichting (Doomkerke als hulpkerk) geene de minste aanleiding geeft noch geven kan tot de afscheiding van het gehucht Het Haantje, van de Gemeente Ruysselede. Indien er eenig gevaar van gemeentelijke afscheiding te vreezen waren, ik ken en bemin het schoone Ruysselede genoeg om mij zonder aarzelen met UE te vervoegen en te zamen met UE dusdanig gevaar af te keuren.

2° dat de nodige maatregels genomen zijn opdat de parochie van Ruysselede niet eenen van hare priesters, ten voordele van Doomkerke zou moeten afstaan, maar haren E.H. Pastor met drie priesters zou blijven behouden. Hieruit zult gij besluiten dat ik, bij het kwijten mijner plicht, als Bisschop, van den heiligen Godsdienst te verspreiden, alle pogingen heb aangewend en aanwenden zal, om de tijdelijke belangen uwer gemeente voren te staan.

Aanveerdt de verzekering mijner hartelijke genegenheid."

J.J. Bisschop van Brugge (FAICT).

 

Spijt alle waarborgen en beloften is Ruiselede niet gerust en uit haar achterdocht in buitengewone zitting van 24 oktober 1875.

„De kerkraad is vergaderd bij bemachtiging van Zijne Hoogweerdigheid den Bisschop in het Pastoreel huis ten einde om over de inrichting van Doomkerke als succursaal of hulpkerk te beramen. Overwegende dat de limieten en de bevolking welke aan de succursaal zouden konnen aangehegd worden tot heden ons onbekend zijn, de raad aarselt niet vrijmoedig te verklaren dat hij deze aanvraag niet kan inwilligen zoo lang als Doomkerke blijft bestaan met haren omtrek en bevolking van ruim 1800 zielen zoo den Heer Doom, toen pastor zijnde dezer gemeente, zonder recht en door zich zelven heeft bepaald en toegeeigend.

Overwegende dat zulk eene bevolking en uitgestrektheid in de cathegorie der succursalen zoude vallen om door eenen pastor en onderpastor bediend te worden. Is de kerkraad van gevoelen dat Doomkerke alleenelijk als succursaal wordt ingericht met een deeltje der gemeente en eens bevolking om behoorlijk door eenen pastoor te kunnen bediend worden.

Verder de raad durft verhopen dat zijne Hoogweerdigheid deze belangrijke zaak beter zal verstaan dan den Heer Doom ex-pastor dezer gemeente, en zal zich gedragen aan den wensch en het gevoelen van zijne Hoogweerdigheid den Bisschop.
Gedaan in buitengewone zitting de date als ten hoofde vermeld." Tenslotte verschijnt in „Le Moniteur Beige" van maandag 3 april 1876 het M.B. van 30 maart 1876 betreffende de oprichting van de kerk van Doomkerke als hulpkerk met nauwkeurige aanduiding van de parochiegrenzen.

Belgisch- Staatsblad
Maandag 3 april 1876.

Ministerie van Justitie.
Oprichting van een hulpkerk
1 ste bureau, n° 14119
1ste directie
Leopold II, Koning der Belgen
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, onze groet.

 

Gezien het verzoek van 27 november 1874, bij dewelke de inwoners van de wijk „Het Haantje" te Ruiselede, vragen dat de kapel van hun wijk zou worden opgericht tot hulpkerk;

Gezien het advies van het gemeentebestuur van Ruiselede, van de bisschop van Brugge en van de bestendige deputatie van de provincieraad van West-Vlaanderen. Gezien de brief van de bisschop van 30 juli daaropvolgend, in verband met de plaats van een derde onderpastoor bij de moederkerk van Ruiselede.
Gezien de beraadslaging van de kerkraad van laatsgenoemde kerk op 24 october daaropvolgend.
Gezien de artikels 60, 61 en 62 van de wet van 18 germinal van het jaar X, het decreet van 30 december 1809, het koninklijk besluit van 12 maart 1849 en artikel 117 van de grondwet.

Hebben wij besloten en besluiten wij :

Art. 1. Vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de publicatie van dit besluit, wordt de plaats van de 3de onderpastoor bij de moederkerk te Ruiselede afgeschaft.
Art. 2. De kerk van Sint-Carolus, genoemd Doomkerke, op het Haantje, gemeente Ruiselede, is opgericht als hulpkerk.
Zij zal als gebied het deel van het grondgebied van genoemde gemeente toegewezen krijgen, op het plan als volgt begrensd :
1e Punt A naar punt B, de as van de weg St.-Pietersvelddreef welke de gemeenten Beernem en Aalter scheidt van Ruiselede vanaf het kruispunt van genoemde weg en de Bruggesteenweg te Ruiselede.
2e Van B tot C, de grensscheiding tussen Ruiselede en Aalter, tot aan de weg naar de Bruwaan.
3e Van C tot D, de as van bedoeld pad tot aan de weg, genoemd Hoekstraat te Ruiselede.
4e Van D tot E, de as van deze laatste weg tot aan de Wantebeek.
5e Van E tot F, de as van deze waterloop tot aan de steenweg naar de hervormingsschool.
6e Van F tot G, door de as van genoemde weg.
7e Van G tot H, de as van de Galletasstraat en de Wingensestraat.
8e Van H tot I, de as van de Veldstraat.
9e Van I tot K, langs de grensscheiding met de gemeente Wingene.
10e Van K tot L, de as van de weg van Wingene naar de Hoekstraat tot op het kruispunt van de Bruggesteenweg, en
11e Van L naar A, de as van genoemde steenweg tot aan de kruising met de Sint-Pietersvelddreef.
Art. 3. Vanaf de dag bepaald in artikel 1, zal een onderhoudsgeld van 950 Fr aan deze hulpkerk worden uitbetaald.
Art. 4. Een kerkraad zal onmiddellijk worden opgericht, overeenkomstig artikel 6 van het dekreet van 30 december 1809.

Onze Minister van Justitie wordt belast met de uitvoering van dit besluit.

Voor de Koning :
De Minister van Justitie,
T. de LANTSHEERE.

Gegeven te Laken,
30 Maart 1876
Leopold.

Foutieve interpretaties, het verdwijnen van bepaalde voetwegels samen met het regelmatig veranderen van straatnamen hebben ervoor gezorgd dat de grensomschrijving van 30 maart 1876 moeilijk te volgen is.

Een kleine verklaring zal voor de leek veel verduidelijken.

A-B : vertrekkend aan het Lindeveld voorbij het Kruiske volgt men de Bosdreef tot aan de grenspaal Oost- en West-Vlaanderen.
B-C : de lijn in vogelvlucht vanaf genoemde grenspaal tot achter het kruis (woning DEBRUYNE) op Kruiskerke. Eigenlijk liep de grens niet zover. Ten oosten van de visserij zwenkte zij zuidwaarts in de richting van de Oude Snoeibijl tot op de weg die naar de Kruisbergen leidt. De Bruwaan waarvan sprake, is het moeras voor de hofstede VANDERSCHAEGHE.
C-D : hier hebben we dezelfde Kruisbergstraat, maar dan in de richting Nachtegaal aan de Kruiskerkestraat, vroeger Hoekstraat genoemd.
D-E : de westkant van de Kruiskerkestraat tot aan de Wantebeek.
E-F : de Wantebeek volgen tot op de Bruggesteenweg.
F-G : verder in zuidelijke richting tot aan de Haantjesstraat.
G-H : de Galletasstraat hier vermeld is de Oude Aaltersteenweg, loopt over de Haantjesstraat doch zwenkt niet af naar de Wingenesteenweg, doch loopt door naar de Brandstraat (hiervan rest alleen nog een grachtkant) en komt voorbij de Smisseweg op de Wingenesteenweg en gaat tot aan de Scheidstraat.
H-I : de Veldstraat is hier de Scheidstraat.
I-K : de lijn in vogelvlucht tot aan de Veldkapellestraat.
K-L : vanaf de Veldkapellestraat tot aan de Predikherenstraat, deze laatste werd vroeger ook Hoekstraat genoemd (weg van Wingene over Maria-Aalter naar Knesselare).
L-A : vanaf het Veldkapelleke voorbij het gesticht tot aan het Lindeveld.

 

Bij de oprichting van Kruiskerke, in 1947, zullen ook de grenzen van Doomkerke gewijzigd worden.

Pastoor Doom blijft tot in 1880 en vertrekt naar Kortrijk naar één van zijn vroegere stichtingen. In zijn hoge ouderdom laat hij in bedoeld Sint-Carolusgesticht nog een kapel bouwen.
Hij sterft op 28 maart 1884 op 87-jarige leeftijd. Ook in de dood wil hij met zijn Doomkerke verenigd blijven. Achter het priesterkoor, tegen de oostelijke kerkgevel, koos hij zijn laatste rustplaats.

Hierboven ligt een zware deksteen met volgend opschrift :

D.O.M.
FUNDATOR ET PASTOR
HUJUS ECCLESIAE
REV. DOMINUS CAROLUS DOOM
HIC SIBI ET SUCCESSORIBUS
EORUM SEPULTURAE ELEGIT
ORATE PRO EIS.
D.O.M.

Stichter en herder
van deze kerk
Eerwaarde Heer Karel Doom
heeft hier voor zichzelf en zijn
opvolgers hun begraafplaats gekozen
Bidt voor hen.

 

Veel later, wordt ook pastoor NOTEBAERT onder het koor bijgezet. Hij stierf te Doomkerke op 17 december 1942 in de ouderdom van 66 jaar.

LIJST VAN DE PASTOORS

DOOM Carolus ° Hooglede 22 april 1797
† Kortrijk 28 maart 1884
Doomkerke maart 1876 - januari 1880 (1)
BAYART Francis ° Passendale 3 december 1833
† Beveren a/d IJzer 7 mei 1902
Doomkerke januari 1880 - november 1891
MESSIAEN Petrus ° Wervik 28 oktober 1838
† Pontoise (F) 14 december 1916
Doomkerke november 1891 - februari 1898
VAN QUAETHEM Victor ° Tielt 4 mei 1847
† Wevelgem 11 april 1927
Doomkerke januari 1898 - augustus 1904
VANDERHEYDEN Carolus ° ostende 26 april 1858
†St.-Kruis (Brugge) 6 november 1931
Doomkerke augustus 1904 - mei 1908
DESMET Amatus ° Wielsbeke 10 december 1856
† Deerlijk 29 juni 1920
Doomkerke mei 1908 - september 1913
EEUWAERT Henricus ° Krombeke 11 mei 1859
† Ardooie 21 december 1931
Doomkerke oktober 1913 - september 1929
NOTEBAERT Richardus ° Maldegem 5 januari 1876
† Doomkerke 17 december 1942
Doomkerke september 1929 - december 1942
LELIEUR Ludovicus ° Elverdinge 1 augustus 1887
† Poperinge 7 oktober 1948
Doomkerke januari 1943 - juli 1947
MAGHERMAN Julius ° Desselgem 14 februari 1895
† Poelkapelle 31 maart 1957
Doomkerke juli 1947 - maart 1957
VANDAELE Josephus ° Oostende 4 juli 1907
Doomkerke sedert 7 april 1957

(1) Pastoor Doom verbleef te Doomkerke sedert februari 1868, datum waarop hij ontslag nam te Ruiselede.
Pas op 30 maart 1876 verscheen de erkenning als parochie.

 

Zo is Doomkerke

Een historisch overzicht samen met het ontstaan en de groei van de parochie.
Auteur: Paul Mommerency
Gepubliceerd op: 1 juni 1976

  1. De geschiedenis van Doomkerke
  2. School en onderwijs
  3. Pastoor Doom bouwt een kerk op 't Haantje
  4. De kerk en bouwheer Clarysse
  5. Verdere evolutie van de parochie
  6. Uittocht naar Amerika
  7. Het rijksopvoedingsgesticht op Sint-Pietersveld
  8. Doomkerke en zijn molens
  9. Vereningsleven in Doomkerke

Terug naar vorige pagina