Doomkerke - 't haantje
Doomkerke, een officieële parochie van de gemeente Ruiselede 't haantje

Zo is Doomkerke - Deel 4: De kerk en bouwheer Clarysse

Het landelijke kerkje van Doomkerke wordt wel eens - en niet ten onrechte - met de eretitel „de kathedraal van de streek" bedacht.
Dat er uiteindelijk een realisatie met zo'n allure tot stand kwam, danken wij in de eerste plaats aan het gelukkig samentreffen van drie uitzonderlijke figuren : pastoor Karel DOOM, prelaat J.J. FAICT en priester-architect J.-A. CLARYSSE.

Jan August CLARYSSE, geboren te Meulebeke op 2 februari 1814, en kapelaan te Wingene kon op een rijke ervaring als kerkarchitect terugblikken. Als zoon van een aannemer had hij reeds vroeg kennis gemaakt met de praktijk en wanneer zijn vader tijdens de bouw van de kerk te Marialoop overleed, was de jonge student in staat de leiding van de werken over te nemen. Bij de bouw van een huis op de markt te Tielt was toen ook zijn begaafdheid als ontwerper aan het licht gekomen.

Zijn opleiding tot priester gaf hem de gelegenheid de basis te leggen van een veelzijdige eruditie; zijn welgevulde bibliotheek is een bewijs van zijn belangstelling voor alle aspecten van de menselijke kennis. Toch was deze geleerde priester sterk sociaal bekommerd en in 1849 richtte hij te Wingene een „academie of teekenschool" in, waar hij zijn kennis ten dienste stelde van de vaklieden van het dorp.

Ondertussen was hij ook als bouwmeester volop aktief en maakte de plannen van talrijke kloosters en kerken in beide Vlaanderen en Noord-Frankrijk. Hij werkte samen met verschillende belangrijke architecten en was een graag geraadpleegd kenner bij geschied- en oudheidkundige verenigingen en op congressen.
Hoge toppen zal zijn priesterloopbaan nochtans niet scheren : tot pastoor brengt hij het pas enkele maanden voor zijn dood, wanneer hij in 1873 op de Roeselaarse O.L.V.-parochie wordt benoemd.

Wij kennen CLARYSSE hoofdzakelijk als de bouwmeester van gotisch of romaans geïnspireerde kerken, waarvan er nog een veertiental aan te wijzen zijn : de kerken van St.-Maria-Aalter, Poesele, Wingene (verbouwing), Grotenberge, Gontrode, Wonterghem, Serskamp, Comnis-Ste. Marguerite, Abele, Grand-Fort-Philippe, Melsele (Gaverlandkapel), O.L.V.-Roeselare, Doomkerke, St.-Pol sur Mer.

Wanneer de architecten in ons land in de 40er jaren van de 19de eeuw met steeds toenemende belangstelling op de middeleeuwse voorbeelden terugblikten, was Clarysse er immers van meet af aan bij. Hij evolueert weg van het neo-classicisme naar een betere kennis van de gotiek, waarvan tenslotte vooral de vroegere periode zijn aandacht krijgt.

Hij blijft echter vóór alles zichzelf; overtuigd het middeleeuwse voorbeeld niet te kunnen evenaren vormde hij het om volgens de eisen van zijn tijd. Het resultaat was telkens een degelijke constructie, waarvan de wijdse ruimtewerking werd opgeluisterd door zeldzame, maar des te smaakvoller sierelementen.
Met de steun van vicaris-generaal FAICT zet DOOM zich aan het werk om te realiseren wat hij „mon grand projet" noemt : hij wil de tegenstand in de dorpskern overwinnen en enkele grondeigenaars overtuigen om een nieuwe parochie te stichten.

In 1862 maakt hij reeds een ontwerp voor de begrenzing van de parochie en het volgende jaar kan Faict zich ter plaatse op 't Haentje overtuigen van de noodzaak iets groots te verwezenlijken. De vicaris-generaal en toekomstige bisschop is formeel : hier is een kerk nodig, zelfs dringend; de bouw ervan zou zowel moreel als materieel zoveel voordelen voor de lokale bevolking meebrengen, dat ook de burgerlijke overheid niet onverschillig kan blijven. De aanmaning van de prelaat, dadelijk de hand aan het werk te slaan, heeft Doom niet vergeten; hij legt een nieuw plan van Clarysse voor, ditmaal voor de te stichten kerk. Deze schets krijgt de volle goedkeuring op het bisdom : men twijfelt er niet aan dat de architect er iets van zal maken, eenvoudig en stijlvol tegelijk.

Hiermee was het geheel ver van voltooid; de ruwbouw had voorlopig alle fondsen opgeëist en de verdere afwerking met het plaatsen van de meubelen zal in de volgende jaren geleidelijk gebeuren, naarmate milde schenkers - met op kop Lucia Doom, de zuster van de pastoor - hun beurs openen. Wij mogen wel aannemen dat Mgr. Faict bij de consecratie op 24 mei 1881 de volledige inrichting heeft kunnen bewonderen, zoals wij die heden nog zien.

Clarysse vatte de kerk op als een vrije combinatie van gotische elementen met praktische kenmerken zoals de zacht hellende daken. De hoger opgebouwde middenbeuk, verlicht door roosvensters is geflankeerd door zijbeuken met gekoppelde lancetvensters naar vroeggotisch model. Een paar uitgebouwde kapellen zorgen voor de overgang naar de uitspringende kruisbeuk waar een driezijdige en een ronde roos in de gevels contrasteren. Tegen het hoofdkoor, door 5 muurvlakken gesloten, leunen toren en sacristie. Eenvoud is de regel bij het exterieur; toch zorgen het ritme van de steunberen en de natuurstenen roosvensters voor wat afwisseling met de vlakken bruinrode basteen; blindnissen versieren de top van de voorgevel, een rij ervan tooit de torenromp en ook de kruisbeukgevels, waar zich nog een grote spitsboog op de wand aftekent.

Het hoofdaccent valt op de toren, wiens silhouet nog door een uitkragend traptorentje wordt verlevendigd; hoekzuiltjes verslanken de bovenste geleding, waar- boven zich een stenen naald, omgeven door hoekpaviljoentjes,- verheft. De karakteristieke houten bovenbouw met omloop zou achteraf, volgens een wens van de stichter, gebouwd zijn.

Met dit complex exterieur staan wij wel erg ver af van de hallekerk met drie beuken onder één dak zoals Clarysse ze bouwde tot ca. 1858 en waarvan er te St.-Maria-Aalter een goed voorbeeld te zien is.

Vooraleer het interieur te betreden werpen wij nog een blik op het reliëf boven de hoofdingang. Pastoor Doom, gesteund door zijn patroonheilige St.-Carolus Borromeus, biedt er knielend zijn kerkje aan de tronende madonna aan. Het Jezuskind kijkt zegenend op de schenker neer. Links houdt een engel een schild met de datum 1867; de knielende figuur van Lucia Doom vult het overblijvende deel van het boogveld. De Gentse beeldhouwer Frangois DELANIER signeerde dit werk in 1880. Toen kwam wellicht ook het uitgebouwd portaal, waarin de sculptuur plaatsneemt, tot stand. Men liet het gebruikelijke tochtportaal in het interieur immers achterwege, waarschijnlijk omdat de kerk korter werd gebouwd dan eerst voorzien; de huidige uitbouw liet dan toe de verloren ruimte enigszins terug te winnen.

In het ruime middenschip geven spitsbogen op zuilen met haakkapitelen geïnspireerd op de vroeggotiek, verbinding met de zijbeuken. De zuilenschachten bestaan telkens uit één blok arduin. Hoger suggereren blindnissen met balustrades een loopgang om de kerk, zoals we die vinden in laat-gotische kerken in ons land. Het gehele gebouw werd in steen overwelfd, en de bogen die de kruisribgewelven scheiden komen neer op kapitelen, versierd met een paar omkrullende bladeren. In de zijbeuken komen ze als kraagstenen voor, elders behoren ze bij fijne halfzuiltjes.

Bij het kerkschip, de uitbeelding van de strijdende kerk, hoorde een symboliek van leven en dood. De zijkapellen, begrensd door ijzeren hekken, boden hiervoor de ruimte. Aan de noordkant kwam de achtkantige blauwstenen vont, volgens het opschrift een geschenk van Lucia Doom uit 1872 : Regenerandis in Christo hanc fontem aperuit Lucia Doom anno Domini MDCCCLXXII. Een smeedijzeren galg laat toe het koperen deksel, in de vorm van een gotische spits, opzij te draaien. Behalve het registerkastje hoort hier ook het beeld van de kindsheid Christi, een ander geschenk van de pastoors zuster : Sacrae Jesu infantiae D.D. Lucia Doom 1871. In de zuidelijke kapel vormt het altaar een rotsachtige Kalvarieberg waarop de kruisafneming plaatsgrijpt; onder het altaarblad rust de Zaligmaker in zijn graf, bewaakt door een paar engelen, waarvan één met vlammend zwaard. Weer is de schenkster van dit altaar met zijn terracotta-figuren duidelijk vermeld : † Christo pro nobis passo erexit Lucia Doom Anno MDCCCLXIX.

De voorstellingen op de predikstoel, die aan het uiteinde van het schip tegen de noordelijke kruisingspijler werd gesteld, werden door dhr. DAUW ontcijferd. Ze houden natuurlijk verband met de verkondiging van het geloof. Boven de indrukwekkende gezeten figuur van S. Johannes de Doper, is de kuip versierd met engelen in reliëf : één houdt een banderol met de tekst : „Euntes docete omnes gentes"; de andere symboliseren Geloof, Liefde, en Hoop. Op de hoekstijlen komen onder baldakijnen St.-Thomas van Aquino, de kerkvaders Augustinus, Gregorius, Ambrosius en Hieronymus en St.-Franciscus van Assisi. Boven de leuning verrijzen nog St.-Franciscus Xaverius en Bernardus en hogerop St.-Franciscus van Sales en Alphonsus van Liguori. In het rugpaneel boven de kuip werd een God de Vader ingewerkt, terwijl een kruisbeeld en een duif op deze geleding de andere personen van de H. Drievuldigheid tegenwoordig stellen. Boven het klankbord tenslotte vertolken engelen hun hemelse muziek voor drie heiligen van de contrareformatie, die in een fijn gedetailleerde gotische architectuur plaats namen : tussen St.-Ignatius van Loyola, die de draak van de ketterij verplettert en een zegenende St.-Carolus Borromeus, staat St.-Vincentius a Paulo, met een kind naast zich en één op zijn arm.

Dit haarfijn gesneden meesterwerk met zijn weelderige bladornamentiek, met architectuurelementen zoals ombuigende zuiltjes en met zijn karaktervolle figuren roept vaak - zoals overigens al de eiken meubelen in de kerk - het vakmanschap en de stijl van onze laatgotische houtsnijders voor de geest. De preekstoel alleen is gesigneerd : de Gentse beeldhouwer J.B. VAN BIESBROECK bracht er zijn naam op aan in 1876 (1825-1878). Deze talentvolle oudleerling van de Gentse academie specialiseerde zich in religieuze sculptuur in steen en hout. Zijn scheppingen tooien de kerken van zijn stad en vonden zelfs hun weg naar de Nieuwe Wereld. Ook de schenkers krijgen een vermelding : Opus hujus cathedrae inclinavit Rev. Sor. Vincentia in saeculo AMELIA DOOM. Familia VAN DEN BOSCHE-DOOM per-fecit anno MDCCCLXXVIII.

De kruising van de kerk, afgebakend door samengestelde pijlers, geeft toegang tot de transeptarmen; aan hun eindmuur, onder het roosvenster, is er telkens een rij krachtig gesculpteerde beelden; de bewogen figuren van Jezus, Maria en de twaalf apostelen zijn hier geplaatst in een rij gotische nissen; het geheel, onder- en bovenaan door lijstwerk begrensd, vormt een doorlopende strook beeldhouwwerk op de wand.

Van de biechtstoelen, die zich hier onder bevinden, is de zuidelijke het rijkst bewerkt : schildjes tonen de passieëmblemen en de beeldjes van St.-Magdalena, David, Mozes, St.-Petrus, St.-Johannes Nepomucenus ,een profeet, Aaron en St.-Helena omringen het meubel. Amelia Doom - zuster Vincentia - schonk het in 1874 :
Sr Vincentia in saeculo AMELIA DOOM hanc sedem posuit MDCCCLXXIV Eveneens in de kruisbeuk geven de twee ondiepe zijkapellen met de gepolychromeerde zijaltaren uit. Het beeld van de patroonheilige maakt ze onmiddellijk herkenbaar. Bij het stenen St.-Jozefsaltaar aan de zuidkant herinneren reliëfs aan de dood van de heilige en aan zijn taak bij de vlucht naar Egypte en de opvoeding van Jezus. De schilden verwijzen naar de familie de Kerckhove d'Ousselghem. Het houten O.L.V.-altaar toont de aanbidding der herders, de opdracht in de tempel en de kruisdraging. Het opschrift luidt :
† Defende quaesumus B.M.V. ab omni adversitate Familiam Gilliods De Witte.

Het hoofdkoor vormt de ware climax in het interieur. De absis, verlicht door vijf slanke spitsboogvensters, streeft sierlijk omhoog tot de brede, elkaar kruisende ribben van het gewelf. De gewone vloeren met patronen van witte en zwarte tegels moesten hier de plaats ruimen voor kleurige ceramiek. Waarlijk een geschikt deo" voor het monumentale hoogaltaar." De brede altaartafel, samengesteld uit veelkleurige marmersoorten, steunt een retabel van gemarmerd eikenhout. De beelden van St.-Petrus en Paulus begrenzen deze bovenstructuur, waar naast de expositie-troon voor het H. Sacrament twee scenes uit het leven van de patroonheilige werden gesneden ; Carolus Borromeus deelt er de Eucharistie uit en houdt een boeteprocessie tijdens de pest te Milaan. Een verfijnde gotische architectuur werkt alles bovenaan af en culmineert in een opengewerkte spits boven een Lam Gods. Een inscriptie luidt : † Hoc altare dno erexit Eugia Colta De Necker, tertiaria ordis sti Francisci quae nata en Clercken, diem supremum oblit in Eessen XXI ma Aprilis MDCCCLXVII annos nata LXXXVIII Orate pro eâ.

Vóór het altaar schittert een koperen lichtkroon, met het opschrift : Hoc Lumen Accendit Prudentia De Cock Anno Dni MDCCCLXVIII.


Interieur van de kerk-koorgestoelte rechts.
Musicerende engelen
Koning David bespeelt de harp
St.-Gregorius leert de kerkzang aan.

De ceramiektegels tekenen hier in het zwart panelen met rankmotieven op bruine grond; psalmteksten boorden het decor af. Hier staat immers het koorgestoelte, waar men plaatsneemt om het lof te zingen van de Heer, naar het voorbeeld van de Heiligen die in de reliëfs van de rugbeschotten werden gebeiteld. Aan de noordkant is er de H. Ursula die haar gezellinnen onder haar mandel beschut, St.-Cecilia musicerend aan het orgel en Maria bij Elisabeth; aan de zuidkant musiceren enkele engelen, David bespeelt de harp in de tempel en St.-Gregorius leert de kerkzang aan. Een verticaal accent mocht ook hier niet ontbreken; daarom werden de taferelen bovenaan met ingewikkeld maaswerk opgesmukt, en overhuiven gewelfjes, gedekt met zadeldaken, die eindigen op sierlijke puntgevels het geheel. Aan weerszijden zijn drie plaatsen voorzien en bij het knielen kan men nog steunen op een met traceringen en briefpanelen bewerkt voorstuk, begrensd door hoekstijlen waarop telkens het symbool van één der evangelisten prijkt. Weer schonk Lucia Doom al deze pracht:
† Concinandis Deo Laudibus haec sedilia posuit Lucia DOOM Anno MDCCCLXXIII.

Zij ook betaalde de eiken communiebank, die het koor afsluit : Hanc Sacram mensam paravit Lucia Doom A. 1871. Hier zijn, steeds even verzorgd, de afbeeldingen van de koperen slang, het nuttigen van het paaslam, de 7-armige kandelaar, de ark, de tafel met de toonbroden, het vaatwerk in de tempel, Christus bij de Emmaüsgangers en de boom des levens.

Ook de vrijstaande beelden en vooraf de veelkleurige decoratie van de wanden dragen nog veel bij tot de charme van het interieur; het licht valt binnen door de originele ramen met decoratieve grauwschildering en door gekleurde vensters die alle later lijken geplaatst of vernieuwd.

Wat Doom en Clarysse hier met volle inzet van hun middelen en talent hebben gerealiseerd, vormt een uitzonderlijk gaaf en volledig neogotisch ensemble, dat tot in de kleinste details blijvende bewaring en bescherming verdient.

 

 

Zo is Doomkerke

Een historisch overzicht samen met het ontstaan en de groei van de parochie.
Auteur: Paul Mommerency
Gepubliceerd op: 1 juni 1976

  1. De geschiedenis van Doomkerke
  2. School en onderwijs
  3. Pastoor Doom bouwt een kerk op 't Haantje
  4. De kerk en bouwheer Clarysse
  5. Verdere evolutie van de parochie
  6. Uittocht naar Amerika
  7. Het rijksopvoedingsgesticht op Sint-Pietersveld
  8. Doomkerke en zijn molens
  9. Vereningsleven in Doomkerke

Terug naar vorige pagina