Moppen van Fonne
Wie schoentje past trekke het aan.
De winter was pas twee weken oud.
’t Was gesneeuwd en ijsbijtende koud.
Een hongerige vogel keek uitgeput van op ons dak,
‘k kreeg medelijden en ‘k timmerde een voedingsbak.
Die vulde ik met zaden en kruimels brood,
’t beestje pikte gulzig en was gered van de hongerdood.
Maar ’s anderendaags, ‘k weet niet hoe het ging,
er zaten daar wel 10 vogels in een grote kring.
Ik vulde die voederbak tot boven en bleef staan,
wel honderd vogels kwamen eraan.
Vogels van alle slag, ze krijsten door elkaar.
Ik keek geamuseerd, naar een zeldzaam exemplaar.
’t Werd lente en ze bleven maar komen.
Ze maakten nesten , eerst in de hoge bomen,
ze werden alsmaar driester, op ’t balkon en onder de goot,
in alle holtes van het dak, de kleintjes werden groot.
Ze aten, fladderden en floreerden continue,
in duikvlucht pikten ze een worst van de barbecue.
Dat was er over, ‘k begon met de voederbak weg te nemen.
Geen eten meer, de volgende week waren alle vogels verdwenen.
Maar toen begon de grote kuis, geen schor geroep,
weken duurde het gewas en geplas van die vuile troep.
Bij deze heb ik de aandacht van de lezer gewekt,
neem de voederbak weg en iedereen vertrekt. Godwaert
>> archief moppen