Doomkerke - 't haantje
Doomkerke, een officieële parochie van de gemeente Ruiselede 't haantje

Willy van Pottelsberghe de la Potterie.

Jonkheer Guillaume Emmanuel Joseph Flavien Marie Ghislain van Pottelsberghe de la Potterie werd geboren op 12 augustus 1902 te Lede. Hij was de zoon van jonkheer Jospeh van Pottelserghe de la Potterie en jonkvrouw Marguerite Verplancke de Diepenhède. In het jaar 1903 kreeg hij een zusje, Geneviève dat echter al op 9-jarige leeftijd stierf.

Op 21 september 1927 huwt Guillaume, beter gekend als Willy van Pottelsberghe de la Potterie in Lovendegem met jonkvrouw Jeanne Claire Renée Nicole Marie Ghislaine de Ghellinck d’Elseghem. Zij is de dochter van ridder Charles Jean Baptiste Marie Ghislain Louis Vincent-de-Paul Joseph de Ghellinck d’Elseghem en barones Clotilde Alice Marie Charlotte Ghislaine van Caloen de Basseghem.

Willy_et_Jeanne_van_Pottelsberghe_1.jpg

Willy en Jeanne krijgen samen 3 kinderen :
1. Philippe van Pottelsberghe de la Potterie, geboren in  1928
2. Thierry van Pottelsberghe de la Potterie, geboren in 1930 en overleden op 31 oktober 2009
3. Geneviève van Pottelsberghe de la Potterie, geboren in 1947

De gronden langs de Bruggesteenweg met o.m. de Vorte Bossen komen begin 1900 in het bezit van de familie de Ghellinck d’Elseghem en komen via erfenis in handen van Jeanne de Ghellinck d’Elseghem en haar echtgenoot Willy van Pottelsberghe de la Potterie.

Bij de inval van de Duitsers in mei 1940, woonde jonkheer Willy van Pottelsberghe de la Potterie met zijn gezin in Lovendegem. Hij deed dienst bij de brug van deze gemeente. Zijn taak bestond erin telkens wanneer Duitse vliegers werden waargenomen, de sirene in werking te stellen zodat de bevolking de gelegenheid had zich in veiligheid te brengen.

Tijdens de « Blitz Krieg » die als een wervelstorm over ons land heen rolde vluchten zijn ouders, echtgenote en kinderen naar Frankrijk alwaar zij verbleven tot in 1941.

Jonkheer Willy onderhield goede contacten met de familie De Wispelaere die een groothandel in kruidenierswaren bezat. Omdat ze bang waren dat de Duitsers beslag zouden leggen op hun voorraad, vroegen ze aan de “Heer Willy” om deze bij hem op zolder te mogen verbergen. Dat werd onmiddellijk toegestaan. Een andere vriend was de heer Joseph uit Gent, groothandelaar in zaden en granen. Hij was hoofdverantwoordelijke voor de Witte Brigade van Gent. Hij hield ondermeer een soort ontsnappingsroute open voor diegenen die naar Engeland wilden vluchten, om daar de strijd opnieuw op te nemen tegen de Duitsers. Ook verzamelde hij allerhande informatie over de vijand.

Na de zware agressie door het Duitse leger groeide langzaam maar zeker het verzet bij jonkheer Willy. Begin 1941 kon de Heer Willy aan de Heer Joseph melden dat het Witkasteel in Lovendgem niets anders meer was dan een opslagplaats van wapens, springstoffen en munitie van alle slag.

Om redenen van een aantal gestelde handelingen die hem het etiket Engels gezind meegaven, werd door de Duitsgezinde oorlogsburgemeester van Lovendegem harde maatregelen tegen hem en zijn gezin getroffen. Zo werd hem zijn legitimatiebewijs, waarmee hij het spergebied vrij in en uit kon, afgenomen. Wat nog erger was: ook zijn rantsoeneringkaart werd ingehouden. Vanaf dat ogenblik kreeg hij geen bonnen meer die recht gaven op brood, koffie, suiker, kaas, bonen, erwten, vlees, enz… Er werd hem ook verboden om nog over de brug van Lovendegem te gaan.

De Heer Willy besloot om te verhuizen en zijn intrek te nemen in het jachthuis te Ruiselede, eigendom van zijn echtgenote. Zijn goede vriend De Wispelaere was blij hem een wederdienst te kunnen bewijzen en bracht met zijn wagen, getrokken door twee paarden, de inboedel over naar Doomkerke.

Daar begon jonkheer Willy groenten te kweken op de gronden die de familie bezat. Vooral diverse soorten kolen, zoals spruitkool, groene-, witte- en rode kool. Het voordeel was dat deze teelten niet moesten worden afgestaan aan de Duitsers. Hij kon daardoor een deel van de groenten verkopen aan de psychiatrische instelling van Beernem waardoor betere patiënten van deze instelling hem mochten komen helpen op het bedrijf.

Doordat er zoveel mensen op het bedrijf meehielpen was het voor de buitenwereld moeilijk vast te stellen wie de vaste bewoners waren. Daardoor kon de heer Willy zijn vriend Albert d’Udekem d’Acoz, die werkweigeraar was een onderduikadres geven. Zijn hulp op het bedrijf was meer dan welkom.

In het voorjaar van 1944 werd door een lid van de weerstand de vraag gesteld of de familie verzetsstrijders wou helpen. Ook ditmaal was de Heer Willy gastvrij en verleende onderdak aan deze mensen. Het waren een viertal verzetsstrijders en één Poolse vrouw, die luisterde naar de naam Olga. Familienamen werden uit voorzorg en uit veiligheidsredenen nooit prijsgegeven.

Als vergelding op de terreuraanvallen in het kader van de slag om Engeland 1940-1942 vlogen regelmatig geallieerde vliegtuigen op Duitsland. Op 15 augustus 1944 vloog een heel eskaders bommenwerpers over onze streek. Een B24-toestel was bij het overvliegen van een Duitse Flak-batterij (Duits afweergeschut) dat opgesteld stond aan de kust, ernstig getroffen en stond in brand. De bemanning in het Amerikaans toestel stond voor de keuze: ofwel in de kist blijven en levend verbranden bij het neerstorten, ofwel eruit springen. De laatste keuze lag voor de hand, en zo bengelden rond elf uur negen verschillende manschappen van het vliegtuig aan parachutes boven onze streek.

De bevolking van Ruiselede centrum was niet meer te houden bij het zien van deze parachutisten en holde in massa de neerkomende valschermspringers tegemoet. In hun kielzog volgden Duitse soldaten die in Ruiselede gestationeerd waren.

De eerste parachutist landde op het einde van de Bruggestraat; iets verder dan de schrijnwerkerij van Maurice Rothier en Clara Christiaens. Twee anderen kwamen neer op het einde van de Knokstraat en in de omgeving van het brugje over de Poekebeek. Ze vielen bijna onmiddellijk in de handen van de Duitsers en werden opgesloten in de waarnemingsmolen van Branders in Ruiselede.

De zes anderen vielen op grote afstand van elkaar nadat ze waren afgedreven tot boven Doomkerke en Wingene.

Toevallig kwamen de Heer Willy van Pottelsberghe de la Potterie en zijn oudste zoon Philippe per tandem terug van een vinkenwedstrijd in Wingene. Ter hoogte van het huis Dufoor Jules zagen ze op een kleine weide, dichtbij een gracht een neergekomen valschermspringer. De Heer Willy, die vlot Engels sprak, vertelde hem dat hij in een vijandelijke zone was terechtgekomen, maar stelde hem onmiddellijk gerust door hem te verzekeren dat hij in veiligheid zou worden gebracht. Hij loodste hem een paar kilometer verder naar het bos. Onderweg voegde zich nog een collega bij hen. Het betrof de heren Pease Eadmer 702123T43USAAF en Terrell Harry 14081510T43USAAF.

Mollins Charles 694932T43USAAF, viel in de bossen dichtbij de Steenweg van Wingene naar Beernem. Hij werd opgepikt door Leo Lefevere, die hem burgerkledij gaf en in een bos verstopte.

Davis Jo 34095885T43AUAAF viel eveneens op het grondgebied Ruiselede maar vond daar geen geschikt onderkomen en sukkelde verder tot in Wingene bij Adolf Roose. Een andere bemanningslid uit hetzelfde vliegtuig, Baumbach Willem F. werd opgemerkt door Andie De Vooght uit Koolskamp, die hierbij geholpen werd door Maurice Dinneweth uit Ruiselede.

Het negende bemanningslid moet ook in de omgeving terecht gekomen zijn, maar we weten niet door wie hij werd geholpen. Al deze parachutisten werden door toedoen van het Geheime Leger Ruiselede samengebracht in een afgezonderd gebouw van het Rijksopvoedingsgesticht. Vandaar werden ze twee per twee overgebracht naar Ruddervoorde.

Op de terugweg naar hun tandem, stelde jonkheer Willy vast dat ze op afstand werden gevolgd door een jongen van circa vijftien jaar van de Dietse jeugd in wie ze een zekere Laurents dachten te herkenden die in het roze huis woonde, recht voor het Sint-Pieters-veld als men uit de richting Ruiselede-Beernem komt. Hij moet onmiddellijk op zijn fiets gesprongen zijn en de commandeur van Tielt op de hoogte gebracht hebben om alzo als premiejager een vergoeding op te strijken.

De Heer Willy en zijn zoon gingen naar huis. De staf van de Witte Brigade had reeds hun huis verlaten. Hun motorfiets hadden ze achtergelaten. Tot overmaat van ramp was de jongste zoon Thierry van Pottelsberghe de la Potterie thuisgekomen met een gevonden parachute. De heer Albert d’Udekem d’Acoz zag het als een plicht dit verzwarende bewijsstukken onmiddellijk onder de grond te verbergen.

In de namiddag kwam de Heer Burgemeester Modest Dupont hen persoonlijk melden dat ze moesten onderduiken. Hij had een bericht ontvangen dat ze aangehouden zouden worden. Eerst werd contact opgenomen met René Van Wonterghem. Hij zou voor de ondergedoken parachutisten zorgen. Ook jonkheer Willy en zijn zoon konden bij hem overnachten indien dit nodig mocht zijn. Beiden trokken zich eerst terug in de boomgaard langs de overzijde van de baan, waar later het huidige Reedpool zou komen. Met de verrekijker werd alles nauwgezet in het oog gehouden.

In de late namiddag kwam de Feldpolizei, vergezeld van een Duitse patrouille, aan. Ze doorzochten het jachthuis. Alles werd uitgekamd, kamers werden doorzocht, bedden en matrassen overhoop gehaald en kasten leeggemaakt. Jonkvrouw Jeanne de Ghellinck d’Elseghem, echtgenote van de Heer Willy, werd een revolver op het hart gedrukt en ze werd met de dood bedreigd als men haar man en zoon niet vond. Maar Mevrouw hield stand en beweerde met klem van niets te weten. Ze namen uiteindelijk een radio en een klok mee en verdwenen. Verschillende nachten bleven de Duitser ‘s nachts rond het huis de wacht houden. Ze kwamen ook geregeld het huis binnen om te controleren of vader of zoon thuis waren geweest.

Vader en zoon sliepen enkele nachten bij de Heer René Van Wonterghem. Vandaar vertrokken ze per tandem naar familie in Loppem, waar ze in het kasteel van de Heer Carron de la Carriere Moyencourt een week verbleven. Vandaar trokken ze verder naar Esen bij Diksmuide. Bij een pachter van de Heer Albert d’Udekem d’Acoz, een zekere De Bruine, doken ze onder tot enkele dagen voor de bevrijding.

Toen de Duitsers op de vlucht sloegen kwamen ze terug naar Doomkerke en maakten op acht september de bevrijding mee. De Heer Willy vergezelde vanuit Doomkerke de Poolse bevrijders naar Ruiselede. Hij hielp een vijftigtal Duitse soldaten gevangen nemen en begeleidde deze naar de torens, waar ze onder bewaking werden gesteld.
Hij zorgde er ook voor dat burgemeester Dupont niet werd opgesloten als oorlogsburgemeester. Deze man had immers de verdienste veel Ruiseledenaars geholpen te hebben op verschillende manieren. Samen met zijn zonen ging hij de werkweigeraars en gezochten van de komst van de Gestapo verwittigen. Veel razzia’s waren door deze moedige daden totaal vruchteloos.

In 1947 bouwde jonkheer Willy van Pottelsberghe de la Potterie op het "Gentse Veld", een landhuis in Engelse stijl. Dit landhuis werd ontworpen door de architect Joseph Dewulf (Ruiselede) en gebouwd door de bouwonderneming Henri Sanders. Het was gesitueerd tussen de biotopen z.g. de "Rietvijver" en het "Fonteintje", wat de inspiratie gaf voor de Engelse naam Reedpool, t.t.z. reed = riet en pool = vijver.

Willy_van_Pottelsberghe596_1.jpg

De grote passies van jonkheer Willy waren zijn tuin en de jacht. Hij kweekte al zijn groenten zelf en leefde van de opbrengst van zijn grond en het wild dat hij zelf schoot. Ook voor het kweken van bloemen genoot hij grote faam. De kerk van Doomkerke werd regelmatig met zijn bloemen versiert. In de tuin stonden enkele unieke planten en bomen. Hij bezat ook de nodige kennis voor een goed ecologisch onderhoud van zijn Vorte Bossen.

Jonkheer Willy van Pottelsberghe de la Potterie was burgemeester van Ruiselede gedurende de periode 1952-1958.

Jonkvrouw Jeanne de Ghellinck d’Elseghem overleed op zaterdag 21 oktober 1993. Jonkheer Willy van Pottelsberghe de la Potterie overleed een jaar later op 25 december 1994. Beiden werden begraven in de familiekelder te Kruishoutem.

Jeanne_de_Ghellinck361_1.jpg

Het domein Reedpool wordt heden ten dage bewoond door hun dochter, Geneviève van Pottelsberghe de la Potterie, die het landhuis uitbaat als vakantiewoning.

Reporter: Carine van Pottelsberghe de la Potterie - Ramon

Bronnen:
- Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, inventaris van het bouwkundig erfgoed, Gemeente Ruiselede.
- Artikel : Dossier 1944 door Wilfried Lauwers.
- Appeltjes van het Meetjesland – Jaarboek van het heemkundig genootschap van het Meetjesland – N° 16 uit 1965 – artikel: Feodaal overzicht van Ruiselede door Arth. Verhoustraete

Terug naar vorige pagina