Brandstraat nr. 12
Brandstraat nr. 12. Alleenstaand, laag huis met enkele landgebouwen. Een eerste, kleiner volume wordt volgens kadastergegevens opgetrokken ca. 1867 i.o.v. de familie Gilliodts, grondeigenaar in Doomkerke. Ca. 1870 wordt achteraan een landgebouw toegevoegd. In 1887 registreert het kadaster het optrekken van een cichoreiast tegen de zuidkant van het huis. In 1945 doet de ast dienst als werkhuis. Verankerde, rode baksteenbouw onder zadeldak (Vlaamse pannen). Voorgevel met recenter geelbakstenen parement boven gecementeerde plint. Eenvoudige, rechthoekige muuropeningen, kleine vensters in de rechterzijgevel van de voormalige ast.
Met dank aan: |
Van Vlaenderen P. & Vranckx M. 2008: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ruiselede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL39, (onuitgegeven werkdocumenten). |
Auteurs : Patricia Van Vlaenderen, erfgoedconsulent, Afdeling R-O West-Vlaanderen - Onroerend Erfgoed Martien Vranckx, bouwhistorica |
De inventaris is een dynamisch document. De meest recente gegevens en fotomateriaal vind u op http://inventaris.vioe.be. |
Het weer
Snelgids
· Contacteer Sint Caroluskerk
· Zo is Doomkerke
· Doomkerke in een notendop
· Dorpslied
· Kamphuislied
· KFC Doomkerke lied
· Uw (handels)zaak toevoegen
· Zoek in deze site
Moppen van Fonne
De familie gaat voor.!!
’t Was wel geen ruzie tussen de burgermeester en de paster
maar hechte vriendschap die was toch wat vaster .
‘t Waren twee boerenzoons, ze woonden naast elkaar,
ze deden hun eerste en plechtige communie in het zelfde jaar.
Marcel was een goeie student en werd pastoor.
Georges hield van beesten en boeren, daar was hij voor,
maar ergens in zijn binnenste was hij jaloers op Marcel.
Zo’n schoon leven, de mensen luisteren en doen wat hij maar wil.
Maar Georges werd politieker en gaf zich aan,
hij ging natuurlijk op de lijst van de sossen staan.
’t Is niet te geloven, Georges zette de kaloten in hun hemd,
want drie vierden van ’t dorp had voor Georges gestemd.
Georges werd burgermeester en ging aan de slag.
Hij verhardde de wegen waar nog geen asfalt lag
Een smalle strook kassei, naar de kerk waar ieder over kloeg,
dat bleef onaangeroerd, hoeveel maal de pastoor het hem ook vroeg.
Op een vroege morgen, de pastoor had juist de kerk geopend.
er komt daar een man binnen al hijgend en al lopend
" toe zere meneer pastoor, de weg is versperd,’t ligt daar een ezel dood
al wie naar de kerk wil komen, moet door het land of door de goot.”
“’ t Is een zet van de burgermeester”zei de pastoor nors.
Hij sprong op zijn fiets en als een gek reed hij naar Georges.
Hij plofte zijn velo tegen de muur en snokte aan de bel,
’t raam vloog open, “ Mr .de paster, welk nieuws is er wel.”
“Gij als burgermeester zijt verantwoordelijk voor de goede gang der zaken
die dode ezel is een obstakel en moet zo gauw mogelijk weg geraken”
Georges replikeerde snel ,een politieker heeft zo zijn gaven:
“ahwel mijnheer de paster, ’t is toch aan u om de doden te begraven.”
De burgermeester dacht al bij zijn eigen, ‘k ben gewonnen,
maar in geen tijd had de pastoor zijn antwoord verzonnen.
“Wel voor één keer hebt ge gelijk antwoordde de pastoor kort
“maar ‘k wilde toch dat de naaste familie eerst verwittigd word . Godwaert 03 99